Blut

muziek:
Ton Scherpenzeel

tekst:
Youp van 't Hek


Ik had ooit een kleine kamer
en een hele ouwe eend
En misschien tweehonderd gulden,
en die had ik nog geleend
En ik had wat goede vrienden
in een donkerbruine kroeg
Jongens, die ook niks verdienden,
maar toch hadden we genoeg

Jongens zonder hypotheken,
lanterfanten met een meid
Ieder weekend duurde weken,
want we hadden alle tijd
Beetje hangen, beetje dweilen,
beetje zoeken naar geluk
En we hadden niks te makken,
dus er kon ook niet veel stuk

Maar waar zijn ze toch gebleven,
al die jongens van weleer
Hoeveel zullen er nog leven,
hoeveel noemen zich meneer?
Hoeveel keer zijn ze gescheiden,
hoe vaak gingen ze failliet?
Wil ik het eigenlijk wel weten?
misschien wil ik het wel niet

Op die veel te kleine kamer,
aan die Amsterdamse gracht
Werd gevreeën en gedronken,
werd gelachen en gedacht
Op die veel te kleine kamer,
werd het leven echt geleerd
En met al die goeie vrienden,
werden pizza's gedineerd

Maar waar zijn ze toch gebleven,
wie weet hoe 't met ze gaat?
Zijn het chique directeuren,
aandeelhouders, advocaat?
Zijn ze nog steeds met die meiden,
mooie meiden, die van toen
Met hun ogen zacht als zijde,
meiden van de eerste zoen

Soms kom je er eentje tegen,
en je gaat naar een café
Het gesprek is gauw belegen,
nee, het valt meestal niet mee
Je staat maar wat te blaten,
wat doe jij? en dit doe ik
En je krijgt gauw in de gaten,
we zijn allebei te dik

Ja, daar zijn we dus gebleven,
we zijn keurig van de straat
Roepen iets te overdreven
hoe fantástisch het wel gaat
En je hoort je woorden schallen
in je eigen echoput
En we denken met z'n allen:
was ik maar weer lekker blut