Kleine ijsbeer

muziek:
Ton Scherpenzeel

tekst:
Youp van 't Hek


Ach ja, de kleine ijsbeer
op zijn veel te scheve schots,
is somber want z’n moeder heeft verteld:
de sneeuw die hij nu ziet,
dat wordt water, dus geklots.
De kleine ijsbeer weet:
mijn toekomst smelt.
Nog even, en er staan palmbomen in z’n land.
Ze gokken op het einde van de eeuw.
De ijsbeer is verdrietig.
Hij is verdrietig want
een ijsbeer die wil ijs
en heel veel sneeuw.

Ach ja, de kleine ijsbeer,
op zijn veel te scheve schots,
hij weet niet goed wat hij moet doen.
De grote witte vlakte,
de sneeuw; dat was zijn trots.
Maar hij weet: Groenland,
dat wordt groen.
De oceanen stijgen
en het water wordt te heet.
Orkanen waaien alle mensen weg,
waaien alle mensen weg van de planeet,
en dat noemen ze dan later: domme pech.

Ach ja, de kleine ijsbeer,
op zijn veel te scheve schots,
is verdrietig, zonder tranen in zijn oog.
De mensen, die zijn gek, zegt hij,
de mensen, die zijn knots,
en toch houdt hij beide ogen droog.
Want als ik nu ga huilen,
komt er nog meer water bij,
dat zegt het kleine ijsbeertje heel fel.
Als ik nu ga huilen,
komt er nog meer water bij.
Wat jullie steeds vergaten, doe ik wel.
Als ik nu ga huilen,
komt er nog meer water bij.
En je weet hoe ik van mijn Noordpool houd.
Misschien een domme vraag,
een domme vraag van mij,
maar waarom, waarom laat ik jullie
koud?